WELKE BRANDPUNTSAFSTAND VOOR UW (NEWTON)SPIEGEL ?

De brandpuntsafstand hangt zoals gezegd af van de krom-ming van de Newtonspiegel. Een korte, handige telescoop vereist een grotere kromming (en dus meer werk).
De relatieve brandpuntsafstand wordt weergegeven door de
f/verhouding: de verhouding tussen brandpuntsafstand en diameter. Een 200 mm f/6 kijker heeft een brandpuntsaf-stand van 1200 mm, maar bij een 200 mm f/10 bedraagt dit reeds 2 meter!
Er zijn drie factoren die een grote rol spelen bij de keuze van een bepaalde brandpuntsaf-stand:

1)
waarnemingscomfort en handigheid: hoe korter hoe handiger!

2)
beeldscherpte: hoe langer de brandpuntsafstand, hoe kleiner de gebruikte vangspiegel mag worden. En een grote vang-spiegel veroorzaakt meer beeld-onscherpte.

3)
fotografische snelheid: een f/5-telescoop zal een vier maal kortere belichtingstijd vereisen dan een f/10, en geeft een dub-bel zo groot beeldveld. Wie dus vooral zwakke, maar uitgestrek-

te objecten wil fotograferen zal gebaat zijn bij een relatief korte kijker.
Wie daarentegen vooral foto's van de Zon, Maan en planeten wil maken zal eerder uitkijken naar een langer systeem. Deze objecten zijn immers helder genoeg, maar nogal klein. Een grote brandpuntsafstand zal de objecten ook groter afbeelden, terwijl de bijhorende kleinere vangspiegel minder beeld-onscherpte veroorzaakt.
Men kan dit echter niet tot in het extreme doordrijven: hoe korter de brandpuntsverhouding, hoe meer het systeem begint
coma te vertonen. Dit is een optische fout die sterretjes naar de rand van het beeldveld er als komeetjes doet uitzien. Deze fout is eigenlijk inherent aan simpele optische systemen (Newtons, Cassegrains,..): enkel een ster in de optische as (in het centrum van het beeldveld dus) wordt perfect afgebeeld. Hoe verder uit de optische as, hoe meer de fout begint op te vallen.
Bij relatief korte telescopen (f/5 en korter) met hun bijbehorende relatief grote beeldvelden wordt de coma echt storend. In de praktijk is het daarom niet aan te raden om een spiegel te slijpen met een brandpunts-verhouding beneden f/4.5, tenzij U er een zogenaamde "coma-corrector"-lenssysteem voor aanschaft (duur!).

Coma: randsterren beginnen er als komeetjes uit te zien.

Voor beginners is het trouwens aan te raden een f/6 of f/7-spiegel te slijpen. De voordelen zijn:
-
minder slijpwerk want minder glas te verwijderen (minder diepe kromming!)
-
grotere tolerantie: de benodigde nauwkeurigheid (zeker aan de rand van de spiegel) loopt heel sterk op met afnemende brandpuntsverhouding.
-
minder paraboliseren: het verschil tussen een sferische spiegel (die U in principe bekomt na het polijsten) en de f/7-parabool is niet zo groot.
Bij kleine spiegels kan het zelfs overbodig worden om te paraboliseren!
De afwijking tussen sferisch en parabolisch is dan kleiner dan de benodigde nauwkeurigheid. Wie de moeilijkheid van het paraboliseren wil omzeilen, kan dat door een lange telescoop te bouwen: een 110 mm f/9 of langer, een 150 mm f/10 of langer, een 200 mm f/11 of langer. Bij nog grotere spiegels worden de kijkers hierdoor natuurlijk onmogelijk lang!

Planetenkijker versus richfieldtelescoop ("groot beeldveld kijker"):
Een lange Newtontelescoop (f/10 b.v.) heeft een veel kleinere vangspiegel nodig dan een korte (f/4 b.v.), waardoor de diffractieverschijnselen veel minder uitgesproken zijn. Het contrast en de beeldscherpte van de linkerkijker zal daarom beter zijn dan dat van de rechter. De vangspiegel is eigenlijk een ellips, maar onder een hoek van 45° ziet dit er uit als een cirkel.

Voor de relatieve lengte van een Newtonkijker is de f/verhouding van belang. Dit is de verhouding tussen brandpuntsafstand en diameter. Een 200 mm f/6 is een kijker met een brandpuntsafstand van 1200 mm (6x200) en een diameter van 200 mm. Deze f/verhouding is hetzelfde als de diafragmastand van een fotolens.

Bouw zelf een telescoop

Volgende pagina--startpagina--vorige pagina

MIRA-pagina