|
|
|
|
|
|
reeks concentrisch rond elkaar staande ringen ("zones"), die elk voor zich een sferische vorm hebben. Wel hebben ze telkens een lichtjes verschillende kromtestraal. Zie hiervoor de tekening op de vorige pagina. Mathematisch kan nu bepaald worden waar die kromtestraal voor elk van die zones moet liggen. In plaats van de Foucaulttest uit te voeren voor het volledige
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
spiegeloppervlak, zullen we nu de krommingsmiddelpunten van enkele concentrische zones van de spiegel bepalen.
We maken daarom een aantal "maskers" (zie foto hiernaast). Uit karton snijden we een ronde schijf uit ter grootte van de spiegel, waarin twee uitsparingen (de "zones") die symmetrisch rond het midden komen. In theorie zouden we natuurlijk een oneindig smalle uitsparing moeten gebruiken, maar in de praktijk gebruikt men zones van 10 tot 15 mm breed, omdat men anders te weinig lichtsterkte heeft om te meten. Natuurlijk is er dan al een klein verschil in kromming tussen de binnenrand van de zone en de buitenrand, maar dat verschil is dan verwaarloosbaar. Bij kleine spiegels (tot 150 mm diameter) volstaan drie maskers:
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
de randzone, de 70% zone en het centrum (zie tekening onderaan). Voor grotere spiegels kan men best ook een groter aantal maskers gebruiken.
P.S.: In plaats van verschillende maskers te maken, waarmee telkens één zone gecontroleerd wordt, kan men ook opteren voor een zogenaamd "Couder-masker". Hiermee ziet men alle zones tegelijk. Voor beginners is dit iets moeilijker omdat men bij het testen van één zone afgeleid wordt door de andere. Voor meer ervaren personen daarentegen is het juist een verbetering, omdat men hiermee niet alleen een cijfermatig idee krijgt van de vorm van de spiegel, maar ook een zicht op de "vloeiende overgang" tussen de verschillende zones.
|
|
|
|
|
|