uitgeslepen geraken). Daarin schuilt dan ook weer zijn gevaar: ook eventuele fouten zullen sneller optreden, wanneer onzorgvuldig geslepen wordt.

- de veiligste slag is de fameuze
W-slag. In vergelijking met de twee andere slagen is deze natuurlijk het moeilijkst aan te leren, maar eenmaal u er mee weg bent wordt het een automatisme. Daarenboven is het dé slag om mee te polijsten, dus u zal hem toch moeten aanleren.
Eigenlijk is de W-slag een soort mengvorm van beide andere slagen.

Zelf start ik de W-slag met een gewone diametrale (dus centrale) slag, waarna ik enkele steeds korter wordende slagen maak naar de zijkant toe. Eénmaal ver genoeg opzij geraakt, begin ik de slagen terug naar het centrum te dirigeren en ik ga zo verder naar de andere kant.
Eénmaal heen en terug (van  centrum naar zijkant, van zijkant naar andere zijkant en van hier terug naar het centrum) is één slag.

b) Lengte van de slijpslag:

De drie hierboven beschreven slijpslagen kunnen zelf nog eens

variëren door de lengte van de slag (en in het geval van de W-slag ook door de breedte).

Zoals uitgelegd in het stukje over de koordenslag, zal men nooit het centrum van de bovenste schijf over de rand van de onderste laten komen.
De langste slag die we maken stopt dan ook een stukje hiervoor: dit heet een
"hele slag". De totale afstand die we afleggen met de bovenste glasschijf is net iets kleiner dan de diameter van de onderste schijf.

In het geval van een "
halve slag" zal die afstand natuurlijk slechts de halve diameter zijn, en in het geval van een "één derde slag" natuurlijk 1/3, enz... Zo eenvoudig kan het zijn!

Als stelregel mag men aan-nemen dat een korte slag steeds het nauwkeurigst, maar ook het traagst werkt. Het is dan ook geen slecht idee om elke slijpfase te starten met een lange slag (omwille van de snelheid), maar op het einde ook een tijdje een korte slag toe te passen om de eventuele fouten weg te werken.





MOT of TOT?

In de Engelstalige literatuur heeft men het over "Mirror On Top" of Tool On Top".
In het eerste geval (MOT) wordt geslepen met de holle schijf (de latere spiegel), en zit de (bolle) tool vast op de plank. In dat geval wordt de onderste schijf steeds boller, en de bovenste steeds holler.

In het tweede geval (TOT) is het juist de holle spiegel die vast zit, en wordt er geslepen met de (bol wordende) tool. In dat geval wordt de bovenste schijf langzaam minder bol, terwijl de onderste minder hol wordt.

Tijdens het grove slijpen zal in principe enkel "MOT" gebruikt worden, totdat de gewenste kromming bereikt wordt. Bij het fijnslijpen daarentegen gebruikt men juist een afwisseling van MOT en TOT, om te vermijden dat de kromming  (en dus de brandpuntsafstand) veel verandert.

14

MIRA-pagina

Volgende pagina--startpagina--vorige pagina

Bouw zelf een telescoop