Het controleren van de spiegel op putjes die veroorzaakt zijn door het slijppoeder. Met het blote oog voor het grof poeder, met een loep voor het fijnere werk.

Bij de volgende slijppoeders zullen we dan steeds even vaak MOT als TOT slijpen, zodat de curve niet meer verandert.

- Een lange slag MOT kan aanleiding geven tot een hyperbole vorm, i.p.v. de be-oogde sferische (cirkelvormige)
De randen van de spiegel zullen immers relatief minder in contact staan met de tool dan het centrum van de spiegel, en dus minder snel weggeslepen worden.
Resultaat (zie figuur): het centrum van de spiegel krijgt een diepere kromming dan de rest, en past niet meer op de tool: er rest centraal een holte tussen beide schijven. Oplos-sing: slijp een tijdje verder met een korte slag (1/6 slag).
- Slijpen met de spiegel

dit een extra testmogelijkheid op: hou de geslepen kant naar een felle lamp gericht, en kijk doorheen de achterkant. De grovere putjes zijn te zien als heldere spikkeltjes, op een meer

uniforme matte achtergrond.
In de praktijk blijkt de achter-kant van de spiegelschijf echter gemakkelijk mat te worden (o.a. op de plaatsen waar de vingers rusten tijdens het slijpen, en waar gemakkelijk slijppoeder aanhangt).

Zelf heb ik de gewoonte om na de laatste controle (wanneer ik geen putjes meer zie van het vorige poeder) nog een laatste wet te slijpen, teneinde zeker te spelen. Beter systematisch tien minuutjes te lang slijpen, dan nadien vast te stellen dat men enkele poeders geleden toch nog enkele putjes over het hoofd gezien heeft.

DE VERSCHILLENDE SLIJPSLAGEN EN HUN EFFECT


Eerst en vooral: het effect van een bepaalde slijpslag MOT (spiegel bovenaan, tool onder-aan) zal meestal het tegenge-stelde zijn van diezelfde slijpslag TOT (spiegel onder-aan).

Bvb.: wanneer we door het toepassen van een gewone W-slag MOT een té diepe curve gekregen hebben (en dus een té korte brandpuntsafstand), dan kunnen we dit herstellen door een tijdje met dezelfde slag voort te slijpen, maar nu TOT.
Daarom: probeer met het grof slijpen de gewenste uitholling zo goed mogelijk te bereiken.

De statistiek van de putjes:

Laat je niet afleiden: binnen een bepaalde korrelgrootte is er toch een zekere ("statistische") vari-atie aan "putdiepte". Er worden met één en hetzelfde slijppoeder ook putjes gemaakt die iets groter zijn dan gemiddeld. Wanneer men verder slijpt met hetzelfde poeder dan zullen deze putjes wel verdwijnen, maar tegelijkertijd zullen er ook andere ontstaan op willekeurige plaatsen.

Het gaat er dus om onderscheid te maken tussen de putjes van het vorige poeder (die moeten verdwijnen), en de grotere putjes van het huidige (die pas bij de volgende korrelgrootte verdwijnen).

De oplossing is eenvoudig: markeer de positie van de ver-dachte putjes
aan de achter-kant van de glasschijf. Degene die blijven zitten na een nieuwe wet zijn "echte" putjes (die moeten dus weggewerkt wor-den).
De andere putjes zullen op willekeurige plaatsen terug opduiken.

Geforceerd drogen van de spiegel:

Het glasoppervlak controleren op putjes, of nadien het testen tijdens het polijsten, gebeurt met een droge glasschijf.
Na het reinigen duurt het echter een tijdje voordat alle water op de glasschijf verdampt is, zodat men lang moet wachten eer men kan controleren.
Zelf had ik de gewoonte om de spiegel droog te wrijven met een propere en zachte doek, maar zeker tijdens het fijn slijpen gaf dit wel vaker aanleiding tot fijne krasjes. Handdoeken e.d. hebben blijk-baar de neiging om stofdeeltjes aan te trekken.
Daarom gebruik ik nu een haardroger  om de schijf sneller te drogen, waarbij de glasschijf verticaal geplaatst wordt.

Deze laatste "truuk" kan echter niet gebruikt worden tijdens het polijsten en paraboliseren, om-dat door de grote warmte de vorm van de spiegel tijdelijk gaat veranderen.

Bouw zelf een telescoop

Volgende pagina--startpagina--vorige pagina

MIRA-pagina